Dit kinderversje van Annie M.G. Schmidt prikkelde in mijn vroegste jeugd al mijn fantasie... Een gedichtje uit de tijd dat "bips" nog als "bibs" werd geschreven...
De wim-wam reus
In de wilde zwarte bossen woont de wim-wam reus
met de wim-wam oren en de wim-wam neus.
's Avonds loopt hij daar te darren in de maneschijn
en als hier de kleine kindertjes ondeugend zijn,
kan die reus dat altijd horen
met zijn wim-wam oren,
en als jij niet naar je bedje wil, 't is heus, heus, heus,
kan die reus dat altijd ruiken met zijn wim-wam neus.
En dan komt hij naar beneden op zijn wim-wam paard
met de wim-wam poten en de wim-wam staart,
dwars door alle wilde bossen in galop lop lop,
over honderdduizend heuveltjes van hop hop hop
springt het over alle sloten
met z'n wim-wam poten,
springt hij over alle sloten met een griezelige vaart
en maar zwaaien en maar zwaaien met zijn wim-wam staart!
Pas maar op, pas maar op! voor de wim-wam reus
met de wim-wam oren en de wim-wam neus,
want als jij niet naar je bedje wil en jij bent stout,
geeft die reus je op je bibs met een lang eind hout!
En geeneens gewoon hout...
Nee, nee!
Wim-wam hout!